De werkelijkheid als zodanig bestaat niet. Wat we zien, horen of waarvoor we ons openstellen, wat we onthouden is selectief. We selecteren omdat we meer prikkels opvangen dan dat we kunnen verwerken; dus moeten we kiezen uit die chaos van prikkels.
We selecteren vanuit een referentiekader, onze achtergrond: hoe we zijn opgevoed, onze ervaringen, onze sociale omgeving… Dit alles bepaalt mee welk beeld we maken van de werkelijkheid.
Wanneer we geconfronteerd worden met veranderingen, ontstaat er een nieuwe situatie en vragen we ons af wat ons overkomt. We trachten daar dan een betekenis aan te geven. We nemen een standpunt in dat selectief is en waarbij emoties onbewust een rol spelen.
Vandaar dat een nieuwe situatie op het werk voor jou meer belastend kan zijn dan voor je collega, of omgekeerd.
Het komt er op aan dat je een goed overzicht hebt van het kader waarin je functioneert en jezelf vraagt: ‘Wie ben ik binnen deze nieuwe situatie en wat wordt er van mij verwacht en wat wil ik zelf?’.
Als je dat kan doen, zal elke nieuwe situatie minder beangstigend zijn. In een wereld van verandering is zulke vaardigheid goud waard.